Nieuwe berekeningswijze drempelbedrag
In de beleidsdoorlichting schatkistbankieren van juli 2019 is onder meer geconstateerd dat decentrale overheden kampen met administratieve lasten bij schatkistbankieren. Het kabinet heeft in de beleidsdoorlichting het probleem erkend dat met name decentrale overheden die structureel rood staan en slechts incidenteel overtollige middelen hebben met hogere administratieve lasten te maken hebben dan gewenst is. Met een eventuele verhoging dan wel een andere berekening van het drempelbedrag wilde het kabinet aan deze bezwaren tegemoet komen. Na een overlegtraject met alle betrokken partijen is er overeenstemming bereikt om het drempelbedrag te verhogen. Dit akkoord is bevestigd in het Bestuurlijk Overleg Financiële verhoudingen (BOFv) van april jl.
Het drempelbedrag dat is vastgelegd in artikel 7 lid 2 van de Regeling schatkistbankieren decentrale overheden zal worden aangepast op onderstaande punten:
- een verhoging van de ondergrens van € 250.000 naar € 1 miljoen euro;
- een verhoging van het percentage begrotingstotaal t/m € 500 miljoen euro van 0,75% naar 2%.
Op verzoek van de geconsulteerde decentrale overheden en de koepelorganisaties zal de aanpassing van de regeling zo snel mogelijk worden doorgevoerd. De wijziging zal per 1 juli 2021 ingaan. Dit betekent dat provincies, gemeenten en waterschappen op basis van hun verantwoordingsvoorschriften twee drempelbedragen voor 2021 moeten hanteren, te weten:
- een drempelbedrag voor het eerste half jaar (huidige situatie);
- een drempelbedrag voor het tweede half jaar (nieuwe situatie).
Moeten alle overtollige middelen in de schatkist worden opgenomen, of pas boven een bepaald minimum?
In principe dienen alle overtollige middelen in de schatkist te worden aangehouden. Er zijn echter vier uitzonderingen: nazorgfondsen zoals die zijn ingesteld op basis van de wet Milieubeheer, middelen op een geblokkeerde rekening bij de belastingdienst, bestaande beleggingen (peildatum 4 juni 2012) en een drempelbedrag. Het drempelbedrag is een minimumbedrag (afhankelijk van de omvang van de decentrale overheid) dat gemiddeld buiten de schatkist mag worden gehouden.
Als een decentrale overheid slechts enkele dagen geld over heeft, moeten deze middelen dan toch in de schatkist worden aangehouden?
Ja, in beginsel moeten alle overtollige middelen in de schatkist worden aangehouden, tenzij deze middelen onder het drempelbedrag gerekend kunnen worden. Per kwartaal mag het gemiddelde van de middelen die de decentrale overheid dagelijks buiten de schatkist laat niet boven het drempelbedrag uitkomen. Wanneer een decentrale overheid slechts enkele dagen geld over heeft, kan de decentrale overheid ervoor kiezen de middelen niet in de schatkist aan te houden wanneer het daarmee het drempelbedrag niet overschrijdt.
Als een decentrale overheid een kasgeldlening opneemt en hierdoor boven de drempel uitkomt, moet dit bedrag dan in de schatkist worden aangehouden?
Wanneer door een kasgeldlening een positief banksaldo ontstaat, is in beginsel sprake van overtollige middelen. Afhankelijk van de benutting van de drempel, dienen die middelen in de schatkist te worden aangehouden.
Hoe moet het drempelbedrag precies worden berekend?
De hoogte van het drempelbedrag hangt af van de omvang van de begroting; maatgevend voor de omvang van de begroting is het begrotingstotaal zoals dat ook gebruikt wordt voor bijvoorbeeld het berekenen van de kasgeldlimiet. De drempel is gelijk aan 2,0% van het begrotingstotaal indien het begrotingstotaal lager is dan € 500 miljoen (deze wijziging van regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2021), waarbij het drempelbedrag minimaal € 1 miljoen bedraagt. Indien het begrotingstotaal hoger is dan € 500 miljoen is de drempel gelijk aan € 10 miljoen plus 0,2% van het begrotingstotaal dat de € 500 miljoen te boven gaat. De drempel is nooit lager dan € 1 miljoen.
Ter illustratie. Als een decentrale overheid een begroting heeft van € 100 miljoen, dan is het drempelbedrag € 2 miljoen. Is de begroting € 10 miljoen, dan is het drempelbedrag niet € 200.000 maar € 1 miljoen (het minimum). Is de begroting € 750 miljoen, dan is het drempelbedrag gelijk aan € 10.5 miljoen (€ 10 miljoen plus 0,2% van € 250 miljoen). Het drempelbedrag is een gemiddelde per kwartaal. Per kwartaal mag het gemiddelde van de middelen die de decentrale overheid dagelijks buiten de schatkist laat (en die niet onder een van de andere uitzonderingen vallen) niet boven het drempelbedrag uitkomen.
Is er een voorbeeld beschikbaar van de berekening van het drempelbedrag?
Ja, op deze website staat een spreadsheet dat kan worden gebruikt om de hoogte van het drempelbedrag te berekenen. In de spreadsheet kan ook de benutting van het drempelbedrag worden bijgehouden door voor elke dag in het kwartaal in te vullen hoeveel middelen er buiten de schatkist zijn gehouden. Na het invullen geeft de spreadsheet ook de benodigde informatie voor in de jaarrekening. De spreadsheet vindt u onderaan deze pagina.
Is het drempelbedrag een gemiddelde of een maximum per dag?
Het drempelbedrag is het maximale bedrag dat een decentrale overheid over een heel kwartaal gezien gemiddeld op dagbasis buiten de schatkist mag hebben gehouden. Door omstandigheden kan het voorkomen dat een decentrale overheid gedurende het kwartaal op een of meerdere dagen het drempelbedrag overschrijdt. Deze overschrijding moet dan op andere dagen in datzelfde kwartaal gecompenseerd worden door onder het drempelbedrag te blijven.
Een getallenvoorbeeld. Het eerst kwartaal van 2021 heeft 90 dagen. Voor een decentrale overheid met een begroting van € 100 miljoen is het drempelbedrag € 2 miljoen. De decentrale overheid kan dus elke dag € 2 miljoen buiten de schatkist houden. Als door onvoorziene omstandigheden op een dag € 3 miljoen buiten de schatkist wordt gehouden, dan kan dit gecompenseerd worden door de komende 5 dagen € 200.000 minder dan het drempelbedrag buiten de schatkist te houden, of door op 1 andere dag in hetzelfde kwartaal € 1 miljoen onder de drempel te blijven.
Mag een decentrale overheid voor het berekenen van de benutting van de drempel negatieve dagsaldi bij compenseren met positieve dagsaldi?
Nee. Het drempelbedrag gaat alleen over overtollige middelen. Als een decentrale overheid op een dag rood staat bij de bank (netto een negatief bedrag op alle rekeningen samen), dan telt dat mee als een dag met geen overtollige middelen (de benutting van de drempel is voor die dag dan nul). Een positief saldo op een bepaalde dag kan dus niet volledig gecompenseerd worden door een even groot negatief saldo op een andere dag.
Stel een decentrale overheid heeft een begroting van € 50 mln. Het drempelbedrag is dan 2,0% x € 50 mln = € 1 miljoen. Als die decentrale overheid gedurende 45 dagen gemiddeld een positief saldo van € 1,5 miljoen buiten de schatkist heeft gelaten, kan ze dat op de andere 45 dagen compenseren door steeds maximaal € 500.000 buiten de schatkist te laten. Immers: [45 x € 1.5 miljoen + 45 x € 500.000] / 90 = € 1 miljoen. Als dezelfde decentrale overheid gedurende 45 dagen € 3 miljoen buiten de schatkist heeft gelaten, kan deze decentrale overheid dat onmogelijk nog compenseren in de rest van het kwartaal. Zelfs als de decentrale overheid gedurende de andere 45 dagen € 0 buiten de schatkist laat, zal ze de drempel overschrijden. Immers: [45 x € 3 mln + 45 x € 0] /90 = € 1,5 miljoen. Dit bedrag overschrijdt de drempel.
Een dergelijke overschrijding van de drempel kan niet gecompenseerd worden door rood te staan bij de bank. Rood staan betekent immers dat geen sprake is van overtolligheid en dat de benutting van de drempel op die dag € 0 is. Dus wanneer dezelfde decentrale overheid gedurende 45 dagen € 2.20 miljoen buiten de schatkist heeft gelaten, kan ze dat niet compenseren door op de andere 45 dagen € 200.000 rood te staan bij de bank. De berekening [ 45 x € 2.20 mln + 45 x -/- € 200.000 ] / 90 = € 1 miljoen is niet valide. De juiste berekening is [45 x € 2.20 mln + 45 x € 0] /90 = € 1,1 miljoen. Zie ook de voorbeeld spreadsheet onderaan deze pagina voor het bijhouden van het gebruik van het drempelbedrag.
Als de overtollige liquide middelen van een decentrale overheid boven het drempelbedrag uit gaan, moeten dan alle overtollige middelen in de schatkist terecht komen of alleen het gedeelte dat boven het drempelbedrag uitkomt?
Het drempelbedrag is het bedrag dat een decentrale overheid gemiddeld per kwartaal buiten de schatkist mag houden. Het drempelbedrag is bedoeld om het dagelijkse kasbeheer te vereenvoudigen: niet elke laatste euro hoeft in de schatkist te worden aangehouden. In principe hoeven dus alleen de liquide middelen die boven het drempelbedrag uitgaan in de schatkist te worden aangehouden. In de praktijk is het uiteraard verstandig om elke dag een veilige marge te hanteren, zodat incidentele of onverwachte uitschieters kunnen worden opgevangen zonder over het hele kwartaal gezien de drempel te overschrijden.
Moet een decentrale overheid het drempelbedrag ergens melden?
Decentrale overheden zullen bij de toelichting op de balans in de jaarrekening moeten rapporteren over de hoogte van het drempelbedrag en over het gebruik ervan. Voor provincies en gemeenten zal dit worden geregeld via een wijziging van het besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV).
Wordt er toezicht gehouden op naleving van de drempel?
Vooralsnog wordt er geen speciaal toezichtregime in het leven geroepen. Voor alle maatregelen aangaande schatkistbankieren gelden de reguliere/bestaande toezichtkaders, inclusief de rol van de accountant.
Mogen overtollige middelen onder de drempel uitgezet worden bij andere financiële instellingen?
Het drempelbedrag is bedoeld om het betalingsverkeer van de decentrale overheid efficiënt te kunnen inrichten en om de uitvoeringslast van kleine decentrale overheden zonder overtollige middelen te beperken. Dankzij het drempelbedrag hoeft niet elke dag elke laatste euro naar de schatkist te worden overgeboekt. Het is niet de bedoeling dat het drempelbedrag wordt gebruikt om bijvoorbeeld deposito’s af te sluiten bij andere financiële instellingen. De middelen die een decentrale overheid buiten de schatkist aanhoudt mogen dus alleen worden aangehouden in een rekening-courant of op een direct opvraagbare spaarrekening. Financiële instellingen waar een decentrale overheid deze middelen aanhoudt moeten voldoen aan de ratingvereisten van de Ruddo.
Bij belastingkantoren komen dagelijks gelden binnen. Als dat geld één keer per maand wordt uitbetaald aan de deelnemende waterschappen, moeten deze belastingkantoren dan ook meedoen aan schatkistbankieren of kan het geld dan maandelijks via de waterschappen worden afgeroomd naar de schatkist?
Als een belastingkantoor een openbare lichaam is dan is het verplicht om overtollige middelen (boven het drempelbedrag) in de schatkist aan te houden. Voor een belastingkantoor gelden dezelfde regels als voor andere openbare lichamen.
Wordt indien een decentrale overheid bij meerdere banken bankiert, de drempel toegepast per bank?
Nee, het drempelbedrag geldt voor alle overtollige middelen van de decentrale overheid, ongeacht op welke bankrekening, of bij welke bank, deze staan.
Stel dat een DO aan het einde van een kwartaal plots inkomsten ontvangt waardoor de gemiddeld buiten de schatkist aangehouden middelen boven het drempelbedrag uitkomen. Hoe gaat het Agentschap daar mee om?
Het is de verantwoordelijkheid van de decentrale overheid om er voor te zorgen dat er gemiddeld over het hele kwartaal niet meer middelen buiten de schatkist worden gehouden dan het drempelbedrag. Daarom is het verstandig om een veiligheidsmarge te hanteren door op normale dagen (ruim) onder het drempelbedrag te blijven. Als over het hele kwartaal toch het drempelbedrag wordt overschreden, dan moet deze overschrijding worden vermeld in de jaarrekening. Of een decentrale overheid zich aan het drempelbedrag houdt, is daarmee dus onderdeel van de accountantscontrole en de verantwoording.